Inge Raadschelders

Het bevrijdende leren

Onderdrukking in het onderwijssysteem
In Nederland wordt op kleine schaal gebruik gemaakt van de methodologie van het taaldrukken. Taaldrukken is een manier van werken die talige ontwikkeling nastreeft en daarbij uitgaat van de belevingswereld en het taalvermogen van de leerling. Sinds enkele jaren traint de Stichting Netwerk Kleine Projecten Bolivia (SNKP-Bolivia) een lerarenteam in Vinto, Bolivia in deze methodologie. Het werken met de leerkrachten en de leerlingen zette tot nadenken over de vorming van zelfstandige en autonome mensen.

In Zuid-Amerika is onderdrukking vrij zichtbaar aanwezig in het leven van de bevolking. Zowel scholing als taal spelen een belangrijke rol in een onderdrukkingssituatie en in het proces van bevrijding; op school kan een kind op jonge leeftijd leren om kritisch naar de wereld te kijken en een actieve houding in het leven te nemen, taal is het belangrijkste middel om op te komen voor jezelf en je rechten. Het werken in een situatie waar onderdrukking duidelijk aanwezig is vroeg om een vergelijking met ons eigen schoolsysteem.

Paolo Freire (1921, Brazilië) beschrijft in ‘Pedagogie van de Onderdrukten’ (Pedagogy of the oppressed, 1972) het mechanisme van onderdrukking en verklaart waarom het zo moeilijk is dat systeem te doorbreken. Als voorbeeld van een onderdrukkingssituatie gebruikt hij het Westerse onderwijssysteem, gebaseerd op onder andere de verhouding tussen leraar en leerling zoals die hier gebruikelijk is. De leraar als onderdrukker voedt zijn wereldbeeld aan de onderdrukte, de leerling, die daarmee afhankelijk wordt van de leraar. 
Sinds de verschijning van dat boek is er in het systeem zoals Freire het beschrijft een hoop veranderd. De school als instituut is toegankelijker geworden, ideeën over leren zijn vernieuwd, en de invulling van curricula is zeker de laatste jaren talloze keren bijgesteld. Maar wat bedoelde Freire destijds precies met de onderdrukking in ons onderwijs en speelt die onderdrukking niet - ondanks al deze veranderingen - nog steeds een rol?

Wat Freire zegt 
Of opvoeding leidt tot bevrijding dan wel tot onderdrukking van de mens is afhankelijk van de pedagogische werkwijze van de leraar of instituut waar hij in dienst is. De wijze van opvoeden die Freire in zijn boek als voorbeeld gebruikt vergelijkt hij met een voederproces. De leraar is alwetend, de leerling een leeg vat, een ‘deposito’ dat volgestopt moet worden.

In leraar en leerling ontmoeten weten en niet weten elkaar, bezitten en niet bezitten, volheid en leegte, macht en onmacht. De pupil wordt gevoed, volgestopt met woorden, voorstellingen, oordelen en vooroordelen van de opvoeder, respectievelijk van het systeem dat deze dient.

De leerling leert informatie ontvangen en reproduceren, maar aan de ontwikkeling van vaardigheden als onderzoeken, creëren en bekritiseren wordt geen aandacht besteed. Een passieve studiehouding, die bovendien losstaat van de eigen verlangens en mogelijkheden van de leerling is hiervan het gevolg. De leerling wordt afhankelijk van de leraar die beslist wat er geleerd moet worden en is niet in staat zich zelf verder te ontwikkelen. Een actieve, zelfstandig ingestelde, creërende levenshouding zal dan ook nooit het resultaat van deze ‘depositionaire opvoeding’ zijn.
Een goede leerling ondergaat dit proces van voeding lijdzaam en volgt het systeem zoals het hem geboden wordt, zonder weerstand. In feite wil dat zeggen dat ontwikkeling en onderwerping hand in hand gaan, een idee waar wij het tegenwoordig niet snel mee eens zullen zijn. Toch is het ook ons niet geheel vreemd om kinderen die niet goed binnen de school passen af te doen als onderontwikkeld of dom. Ook wij in het Westen in de 21e eeuw hebben ons te voegen naar het systeem dat anderen voor ons hebben bedacht. Wij ontwikkelen ons volgens de normen van het Ministerie van Onderwijs, binnen een systeem dat er op gericht is zoveel mogelijk mensen met een zo gelijkmatig mogelijk niveau (binnen de diverse opleidingen die wij kennen) aan de maatschappij af te leveren. 
In dit opzicht valt de vrijheid in ons onderwijs dus te betwijfelen, zelfs al is er op onze scholen meer en meer ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Feit blijft dat het uitgangspunt in het grootste deel van onze scholen nog altijd de kennis is die overgedragen moet worden, niet de leerling die iets leren moet en zeker niet het kind dat zich wil ontwikkelen.

De vervreemdende inhoud van het vat
Tot wat voor mens worden wij door die scholen eigenlijk opgeleid? In onze Westerse maatschappij wordt kennis gezien als macht en staan ‘domme’ mensen – lees: mensen met weinig kennis, of weinig mogelijkheden om kennis te verwerven – op een lage trap van de sociale ladder. Maar het overdragen van kennis is maar een klein deel van wat de vorming van een ‘volledig mens’ vereist. Door op school vooral de nadruk te leggen op het ontwikkelen van de cognitieve vaardigheden -de analyserende, lineaire en rationele vermogens- bestaat de kans dat op het affectieve vlak (bijvoorbeeld het intuïtieve en emotionele vermogen) een onderontwikkeling ontstaat. Creatieve, sociale en communicatieve vaardigheden worden binnen de school te weinig geprikkeld. 
De inhoud waarmee het deposito wél gevuld wordt, de lesstof, staat vaak los van de werkelijkheid en houdt geen verband met het grote geheel waar zij uit is voortgekomen, zegt Freire. De stof heeft niets te maken met de existentiële beleving van de leerling; wat je leert staat los van je eigen leven, los van de verlangens en vaardigheden die je zelf hebt, maar ook los van de wereld waar je in leeft. Er ontstaat een kloof tussen ‘de mens’ en ‘de wereld’, wanneer de leerling gevuld wordt met een wereld die van buitenaf komt en niets te maken heeft met de binnenwereld waar vanuit hij zelf handelt en beweegt. De leerling wordt een toeschouwer, geen onderdeel en zeker geen herschepper van de wereld waar hij in leeft. Bovendien moet hij zich aanpassen aan de leerstof die de leraar heeft bedacht. Wie zich wil ontwikkelen dient zich over te geven aan een van buiten opgelegde bestemming, aan een programmering die bestaat uit vreemde kennis, een vreemde taal en vreemde waardeoordelen. De ontwikkelde mens is de vervreemde mens, aldus Freire.


Volgens onder andere Noam Chomsky (1959) is de vroege verwerving van taal met name te danken aan het kind zélf. Ieder kind leert voor zijn vierde jaar klanken kennen, woorden, woordcombinaties en uiteindelijk eenvoudige zinnetjes. Kinderen worden geboren met het vermogen zich talig te ontwikkelen én met de sterke wens zich uit te drukken en te communiceren. Tot aan de kleuterschool komt daar geen onderwijs aan te pas. Op school wordt hij ineens geconfronteerd met de regels van de spelling en grammatica. Losgekoppeld van zijn eigen wens te communiceren krijgt de leerling tijdens zijn schoolcarrière alle regels van de taal uitgelegd. Op de taal die het kind zelf al had ontwikkeld doet de school nauwelijks een beroep. Er wordt als het ware een nieuwe taal aan hem gegeven, een taal die weinig te maken heeft met de taal die hij vóór zijn schooljaren gebruikte, die hij zichzelf aanleerde door te luisteren en iets te willen zeggen. Het aangeboren taalvermogen stompt af en de eigen taal wordt vervangen door de taal uit het grammaticaboek. De vervreemde mens is geboren.

Op school wordt de ingewortelde taal van het volk, de taal van de onderdrukten, systematisch gediskwalificeerd en door de kunstmatige taal van de ‘ontwikkelden’ verdrongen. Zo blijft ervaring sprakeloos en wordt taal zinloos. Wanneer het gelukt is de volkstaal te verbannen naar de kroegen, de keukens en de toiletten – gelukkig lukt het nooit helemaal – is medezeggenschap van de onderdrukten in belangenconflicten en bij beslissingen op maatschappelijk gebied uitgesloten. 
(Ernst Lange in het voorwoord van ‘Pedagogie van de onderdrukten’.)

Lange -die inleidt en deels samenvat wat Freire in zijn boek uitgebreider en genuanceerder beschrijft- spreekt in bovenstaand citaat over scholen in landen waar de onderdrukking een maatschappelijk gegeven is, niet over de situatie in de Westerse onderwijspraktijk. Wanneer echter zijn uitspraak vergeleken wordt met de theorie van Chomsky, valt nauwelijks te ontkennen dat - uiteraard op kleinere schaal - de onderdrukking in het Westerse onderwijs een feit is, te beginnen bij één van de meest elementaire dingen die de mens in staat stelt zichzelf te verdedigen: de taal.

De vraag hoe vervreemdend de taal uit het grammaticaboek nu werkelijk zijn kan -zij is immers voorgekomen uit en een belangrijk onderdeel van de taal zelf- is op zijn plaats. Volgens Freire maakt het echter niet uit wát er onderwezen wordt zo lang er sprake is van het eerder genoemde voederproces. Het duidelijkste voorbeeld van vervreemding is wanneer een leraar zijn cultuur overdraagt aan leerlingen die uit een andere cultuur afkomstig zijn. Wanneer een samenleving vanuit haar eigen culturele traditie opvoedt lijkt er dan ook geen sprake te zijn van vervreemding; wat gevoerd wordt is immers nog altijd de collectieve ervaring van de eigen groep, de kennis die wordt overgedragen is geënt op de ‘realiteit’. Maar nog altijd is er in dat geval sprake van de zogenaamde depositionaire opvoeding: de inhoud is dan wel uit de realiteit afkomstig (lees; de talige regels zijn afkomstig uit de taal), maar worden in het vat gestopt zonder dat het vat daar verbinding mee kan maken. De taal die een kind op school leert is niet dezelfde taal die het gebruikt om zijn moeder enthousiast te vertellen over de voetbalwedstrijd die hij gewonnen heeft. 
Door het vak stellen in het basisonderwijs los te koppelen van het vak spelling (wat in diverse veelgebruikte taalmethodes gebeurt) hebben die twee aspecten van taal niets meer met elkaar te maken.

Ontwikkeling op het niveau van voedering is altijd een ontwikkeling die slechts de handhaving van de status-quo beoogt. Het doel ervan is altijd de aanpassing van degene die leert, aan een bestaande maatschappelijke toestand, aan bestaande machtsverhoudingen. Altijd werkt ze de emancipatie tegen. Zelfs daar, waar de mens met liberale ideeën of revolutionaire programma’s gevoed wordt, is het opvoedingsproces zelf een proces dat naar een bestemming leidt die buiten de eigen levenssfeer voert, een programmering in de moderne, sinistere dubbele betekenis van het woord. 
(Ernst Lange in het voorwoord van ‘Pedagogie van de onderdrukten’)

De situatie in ‘het echt’
De onderwijssituatie in Bolivia voor 1995, wanneer een nieuwe onderwijswet in uitvoering wordt gebracht, is een haast klassiek voorbeeld van een onderdrukkende school zoals Freire die beschrijft. Leerlingen doen weinig anders dan teksten overschrijven en declameren. De leraren proberen orde te houden, maar hebben nauwelijks contact met de kinderen. Ze weten ze niet hoe anders om te gaan met de leerling en het leerproces, ze zijn zelf ook een product van het systeem. De uitwerkingen van de depositionaire opvoeding zijn duidelijk zichtbaar: mensen kijken niet kritisch naar hun omgeving, voeren slechts uit wat hen wordt opgedragen, zijn niet in staat om vragen te stellen, een eigen mening te vormen en ondergaan de wereld als een passief onderdeel daarvan. In de beschrijving van de Reforma Educativa (de nieuwe onderwijswet) wordt dat bijna pijnlijk helder omschreven:

Er is een scheiding tussen het natuurlijke leerproces en de leervormen die de leerlingen op school nu aangereikt krijgen. De studenten kopiëren passief teksten, herhalen zonder na te denken noch te luisteren en antwoorden alleen als de leerkracht hen iets vraagt. Ze werken alleen, zonder samen te werken. Ze nemen geen initiatief, trekken geen eigen conclusies, onderzoeken geen feiten, bediscussiëren niet, poneren geen alternatieven, openbaren geen betekenissen en lossen geen problemen op. 
(Vrij vertaald uit Organización Pedagógica)

De Reforma Educativa wil deze houding van de leerling veranderen. Leren is een sociaal fenomeen. De school vertegenwoordigt de maatschappij en moet de leerling helpen te leren handelen in de wereld waar zij deel van uitmaakt. Wanneer kinderen leren praten gebruiken ze die woorden die hun wereld direct uitdrukken. Het leren van de taal is gekoppeld aan werkelijke situaties waarin de kinderen moeten communiceren. Leren is dan ook sterk verbonden met concrete situaties en begint bij dat wat het kind al weet. Door het leren tevens te verbinden aan activiteiten die al behoren bij het leven van het kind zal de ontwikkeling een deel uitmaken van de wereld waar het kind in leeft. Bovendien bevordert het doen van activiteiten het leerproces. Door samen te werken worden belangrijke vaardigheden ontwikkeld. Alle deelnemers van het proces leren van elkaar, waardoor de activiteit op een hoger plan wordt getild. In Bolivia is sprake van verschillende culturen en talen. Interculturaliteit speelt dan ook een belangrijke rol.

Het leren zou gezien kunnen worden als een reis waarvan niet alleen de eindbestemming van belang is, maar ook de opgedane ervaringen onderweg. Soms kunnen we verdwalen, maar een gids kan ons begeleiden tot we in staat zijn zelf te handelen. 
(Vrij vertaald uit ‘Organización Pedagógica’)

Om alle idealen van de Reforma Educativa te bereiken moet de rol van de leerkracht ingrijpend veranderen. Waar hij vroeger slechts de opdracht gaf teksten te kopiëren, moet hij nu helpen, begeleiden, maar ook stimuleren, onderzoeken en reflecteren. In de beschrijving van ‘de pedagogie van het helpen’ wordt zelfs filosoof Vigotsky aangehaald. Vigotsky spreekt van de zone van de naaste ontwikkeling. De leerkracht heeft als taak te bemiddelen tussen de vaardigheden die het kind al bezit en de vaardigheden die het moet hebben als volgende, logische stap. Daarvoor moet de leerkracht dus ten alle tijden uitgaan van het kind zelf. 
Bovendien moet hij communiceren met zijn groep en een sfeer kweken die de groep in staat stelt om zich zeker en vrij te uiten. Door een goede sfeer in de klas worden diverse vaardigheden bevorderd, zoals bijvoorbeeld praten, luisteren, vragen stellen en nadenken alvorens vragen te beantwoorden.

Kinderen zijn niet leeg van kennis. Ze hebben een taal, een manier om dingen te zien, gewoontes, vaardigheden, gevoelens, een culturele omgeving en een eigen persoonlijkheid. 
(Vrij vertaald uit ‘Organización Pedagógica’)

De praktische invulling 
De invulling van het onderwijs zoals de Reforma Educativa voorstelt heeft veel weg van het alternatief voor depositionaire opvoeding dat Freire beschrijft. Hij noemt het ‘eduçacao problematizadora’, ofwel probleemgericht onderwijs. Leren is niet programmeren, maar problematiseren en de inhoud van de les is gebaseerd op de waarneming van de levenssituatie van de leerling. Doordat de leraar het bewustzijn van de leerling als probleem opwerpt en samen met de leerling op zoek gaat naar antwoorden, is hij in feite de leerling van de leerling die in zijn plaats de leerkracht van de leerkracht wordt. Hij is per slot van rekening expert in zijn eigen ervaringen. Er ontstaat een dialogisch leerproces aan de hand van de werkelijkheid van de leerling. Het doel van deze manier van werken is bewustwording en daarmee wordt aangestuurd op de emancipatie van de leerling. Deze wordt vaardig gemaakt om te kijken naar en te handelen in de wereld die hij zich eigen heeft gemaakt.

De Boliviaanse overheid houdt er sinds 1995 mooie theorieën op na. Er zijn aardig wat overeenkomsten tussen de Reforma Educativa en de kerndoelen van het Nederlandse basisonderwijs, die ook vol staan met mooie formuleringen die in de praktijk niet altijd even duidelijk aantoonbaar zijn. Zelfstandig werken bijvoorbeeld, samenwerken en formuleren van een mening. 
In Bolivia klaagden de leraren over het theoretische karakter van de Reforma Educativa. De bijscholingscursussen die ze moesten volgen en de literatuur die over het nieuwe onderwijssysteem verstrekt werd, gaf hen geen praktische handvaten om aan de nieuwe wet te voldoen. De SNKP-Bolivia ging voor de leraren van een kleine school in Vinto op zoek naar ondersteuning en kwam in Nederland in aanraking met de methodologie van het taaldrukken. 

Na de tweede wereldoorlog vindt een groep Nederlandse kunstenaars dat creatieve vakken in het onderwijs moeten worden ingevoerd, omdat de school volgens hen niet opleidt tot volledige mensen. Meer aandacht voor de affectieve kant van de mens zou haar mondiger en geëmancipeerder maken, iets waar groot belang aan werd gehecht vlak na WO-II; wat in die jaren gebeurd is mag zich immers nooit meer herhalen. Uit deze stroming ontstaat via allerlei omwegen in de jaren 80 in Amsterdam de Taaldrukwerkplaats. Hier wordt een manier van lesgeven ontwikkeld, die aansluit bij de gedachte dat een mondiger mens een geëmancipeerder mens is. Taaldrukken begint bij het verlangen van ieder mens zich verstaanbaar te maken, te praten, te vertellen. Door de taal te gebruiken leer je haar kennen in al haar aspecten en mogelijkheden; van hoofdletters, tot ingewikkeld geconstrueerde zinnen. Taal is er om te communiceren, hoe beter je de taal kunt gebruiken, hoe beter je kunt communiceren. Iedereen vertelt graag over zijn belevenissen. De verhalen die kinderen vertellen voordat de les begint worden ingezet bij het verder ontwikkelen van hun taal. Het voordeel van werken met ervaringen van kinderen is dat ze altijd gemotiveerd zijn hun ervaring zo goed mogelijk te vertellen en het daarna eventueel nog te verbeteren, om het verhaal duidelijker te maken. Door te vragen naar details worden de verhalen specifieker en eigener en zo wordt het vertellen de eerste stap van het schrijfproces. In de groep leren kinderen naar elkaar te luisteren, vragen te stellen en leren ze zich talig te uiten. Een vertelkring gaat bij voorkeur over de kleinste dingen: over een keer dat je eten aan het koken was, hoe je voordeur er uitziet, wat je ’s morgens doet als je wakker bent. Iedereen in de kring kan over dagelijkse dingen meepraten en door naar elkaar te luisteren komen ze steeds op nieuwe verhalen. 
Vertellen is de eerste stap van schrijven. Tijdens het vertellen wordt al een selectie gemaakt en begint het zoeken naar de juiste woorden. De volgende stap is dat opschrijven wat juist verteld is. Het schrijven is zo laagdrempelig en leuk. De eigen ervaring wordt vereeuwigd en daarna zelfs tentoongesteld of vermenigvuldigd, zodat er werkelijk iets met het verhaal gebeurt. De taal wordt gebruikt waarvoor hij is bedoeld: om te communiceren. Via het communiceren leert de leerling niet alleen formuleren, luisteren, schrijven, ook op andere terreinen worden vaardigheden ontwikkeld; denk maar eens aan samenwerken, motoriek, esthetiek, etc.) Wanneer de leerkracht de teksten klassikaal bespreekt kan hij werken aan bijvoorbeeld spelling en grammatica. Aan de hand van fouten in de tekst kan hij de regels uitleggen waar de groep, gezien hun eigen teksten, aan toe is. 
Eenvoudige druktechnieken ondersteunen de tekst en geven de mogelijkheid in oplages te werken. Een verteller wil gehoord worden, een schrijver gelezen. Het maken van een boek of een muurkrant stimuleert het kind de tekst goed en duidelijk op te schrijven. 
Het drukproces heeft veel overeenkomsten met het schrijfproces, dat zich in het hoofd van de schrijver afspeelt. De stappen vanaf vertellen in de kring tot aan het maken van de kaft van een boekje worden gezien als een fysieke weergave van het verborgen schrijfproces, wat daardoor zichtbaar en zelfs beïnvloedbaar wordt. De rol van de leerkracht in het taaldrukproces is die van begeleider. Het onderwerp van de les zijn de ervaringen van de kinderen. De taalontwikkeling wordt gebaseerd op de taal die het kind al kent. Taaldrukken kan zelfs in verschillende talen door elkaar, door bijvoorbeeld in het Gechua (een grote tweede taal in Bolivia) te vertellen en te schrijven en het later samen met de docent te vertalen. 
Taaldrukken lijkt naadloos aan te sluiten op de eisen van de Reforma Educativa. Taaldrukken ondersteunt niet alleen de leerkrachten in de uitvoering van de nieuwe wet, ook zal de manier van werken de leerkrachten en de leerlingen helpen zich te emanciperen en zo een bijdrage leveren aan de bevrijding van een onderdrukkingssysteem.

De Cultuur van het Zwijgen 
Taaldrukken, de Reforma Educativa, en het probleemgerichte onderwijs van Paulo Freire lopen inmiddels in Vinto haast in elkaar over. Dat taaldrukken daar aanslaat is bijzonderder dan het lijkt. Freire ontdekte in zijn jaren als leerkracht namelijk de zogenaamde ‘Cultuur van het zwijgen’ een voor ontwikkelings-werkers bekend probleem; de bevolking die niet mee lijkt te willen werken, niet doorzet en nieuwe ontwikkelingen apathisch over zich heen laat komen. Volgens Freire is deze apathie een gevolg van de onderdrukking: de macht van de elite maakt de massa apathisch. De onderdrukte neemt ideeën en oordelen van zijn onderdrukker over en ziet zichzelf zoals de onderdrukker hem ziet; minderwaardig. De onderdrukte is zowel zichzelf als zijn eigen onderdrukker en houdt het systeem zo staande. Bevrijding uit deze positie is beangstigend, omdat het hem de grond onder zijn voeten zal halen. Het gevaar dat diegene die wel de moed en de kracht heeft om deze strijd aan te gaan zélf een onderdrukker wordt, is groot; hij kent alleen de twee uitersten en streeft naar datgene wat hij zelf niet heeft. Door het gedrag van zijn meerdere te kopiëren wordt hij zelf tot een tiran. 
Maar bevrijding is niet alleen beangstigend voor diegene die het aandurft ook de andere onderdrukten doorzien het gevaar en vrezen nog meer onderdrukking. Ook zij zullen het proces van bevrijding tegenwerken. De enige manier om een ‘revolutie’ te doen slagen is door de onderdrukte te leren zich kritisch op te stellen tegenover de werkelijkheid waar hij nu slachtoffer van is. Pas als iemand het systeem doorziet, zal hij kunnen leren dat hij deel uitmaakt van die wereld, niet alleen maar toeschouwer is. Als je eenmaal deel uit maakt van de wereld, kun je er misschien ook wel invloed op uitoefenen, zonder in het andere uiterste te vervallen.

De leerkrachten in Vinto zijn dit proces aangegaan. Voor hen is taaldrukken dan ook meer dan een manier om aan de eisen van de Reforma Educativa te voldoen. In de afgelopen drie jaar dat er gewerkt is, zijn zowel de leerkrachten als de kinderen mondiger geworden. In het eerste jaar was het onmogelijk de kinderen vragen te laten stellen over elkaars teksten. Zelfs de leraren waren daar niet toe in staat: vragen stellen doe je niet als je onderdrukt wordt. De leraren in Vinto stellen elkaar nu vragen en vinden op die manier de methodologie van het taaldrukken zelf uit. De kinderen verbeteren klassikaal elkaars teksten en leren snappen hoe hun taal werkt. Vroeger dreunde ze lege zinnen op, nu vertellen ze over het melken van de koe en hoe ze ’s middags met hun moeder boodschappen doen.

Dat opvoeden kan bevrijden bewijzen de leerkrachten in Vinto. In Nederland wordt taaldrukken op kleine schaal ingezet als steunfunctie in het taalonderwijs. Vooral in de grote steden laten consulenten taaldrukken aan leerkrachten zien dat taal niet alleen maar spelling en grammatica, en op een ander moment van de dag een stelopdracht is. Taal is een weg naar vrijheid, naar je vrij praten, naar de wereld zó maken zodat jij er een rol in krijgt. Het moeten leren van de taalregels vervreemdt de mens, en onderdrukt het taalgevoel van het kind. 
Waar de Boliviaanse leerkrachten revolutionair gebruik maken van vernieuwingen in het onderwijs door zichzelf en hun leerlingen te bevrijden uit het onderdrukkende systeem, lijkt ons onderwijs dat systeem alleen maar sterker te verankeren, een systeem dat mensen niet toestaat creatief, scheppend en geëmancipeerd te zijn. Wij dachten dat we allang bevrijd waren.

Afgelopen zomer heeft voor de derde keer een team van taaldrukkers een maand lang met de leerkrachten in Vinto gewerkt. In 1998 kregen ze de eerste trainingen en voorbeeldlessen en maakten de Boliviaanse leraren kennis met het gedachtegoed en de werkwijze van het Taaldrukken. Afgelopen zomer gaven enkele leerkrachten van deze school zélf hun eerste voorbeeldles aan collega’s van een naburige school. En met succes. 
Het project in Bolivia breidt zich snel uit. Er is een plan om van de school in Vinto een centrum te maken waar leren uit het hele land lessen kunnen bijwonen. Over een jaar zijn de eerste leerkrachten consulent taaldrukken geworden en beginnen zij met het begeleiden van teams op andere scholen.

© Inge Raadschelders, 2001

Bronnen
Pedagogie van de onderdrukten 
Paulo Freire 
met woord vooraf van Ernst Lange

De jonge geschiedenis van de Literaire Vorming 
Henk van Faassen e.a.
een uitgave van Hogeschool voor de kunsten Utrecht

Imprenta de lenguajes, Una breve Introducción 
drs. Marianne Koeman en Evert Hoogendoorn
een uitgave van de Stichting Netwerk Kleine Projecten Bolivia 
(Spaanstalige beschrijving van het taaldrukproces)

Organización Pedagógica (Pedagogische Organisatie) 
een uitgave tbv de Reforma Educativa sne – Bolivia, 1995

Met dank aan 
Stichting netwerk Kleine Projecten Bolivia 
www.snkp.nl

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht 
www.hku.nl

Basisschool Soledad Rivas Vda.de Mercado, Vinto, Bolivia

Beschouwend

alles op deze website valt onder de volgende creative commons licentie: by-nc-sa